We weten nu al hoe ‘de beurs’ werkt: wat aandelen zijn en hoe het komt dat ze voortdurend stijgen of dalen in prijs. Dat obligaties doorgaans defensievere beleggingsinstrumenten zijn, en dat je ze kan indelen in verschillende categorieën – meestal met een hoger/lager risico per categorie. We hebben bekeken dat rendement komt met risico, en dat je voor jezelf moet uitmaken hoe je persoonlijke risicotolerantie in elkaar zit. We zagen hoe belangrijk het is voldoende spreiding in een portefeuille aan te brengen, zodat je niet teveel afhankelijk bent van de beweging (die intens kan zijn wanneer zich onvoorziene situaties voordoen) van enkele individuele aandelen. Of dat, wanneer de uitgever van een obligatie jouw inleg niet meer zou kunnen terugbetalen, spreiding in een brede mand met veel verschillende obligaties de impact daarvan kan reduceren.
Stel dat je voor jezelf alles in kaart gebracht hebt: hoe je persoonlijke financiën ervoor staan, hoeveel je zou willen gaan beleggen (en hoeveel daar eventueel en hypothetisch regelmatig bij zou kunnen komen). En dat je je instapmoment in de beurs zou willen spreiden – wat doorgaans goed is om het risico te vermijden dat je een vreselijk slecht instapmoment uitkoos en de beurs net daarna maanden- of jarenlang onder je betaalde prijs blijft.
Je zou nu via een bank of broker een berg individuele aandelen of obligaties kunnen gaan aankopen om zo je spreiding te organiseren. Dat kan! Maar reken erop dat de keuze een moeilijke oefening wordt (tenslotte: heb je voldoende inzicht op de potentieel betere aandelen en obligaties van de minder goeie te onderscheiden? Of wil je een dobbelsteen rollen en het toeval laten beslissen?). En hou in het achterhoofd dat ook in de financiële wereld niets voor niets komt, en je per transactie doorgaans een kost zal betalen, verhoogd met een taks die Vadertje Staat ons oplegt. Een bijzonder dure oefening dus.
Om je transactiekosten nog enigszins onder controle te houden, want die vreten immers aan je rendement, zou je nog steeds maar een klein bergje, misschien een handvol investeringen aangaan. En da’s nu ook geen grote spreiding, want het is niet omdat jij dacht dat dit de volgende hoogvliegers waren dat die dat effectief ook zullen zijn.
Om zonder een groot kostenplaatje en kopzorgen toch mooi gespreid te beleggen, bestaan er gelukkig gemakkelijke (en betaalbare, afhankelijk van de kwaliteit je koopt en waar je ze aanschaft) oplossingen: beleggingsfondsen (waar een fondsbeheerder de zoektocht naar de betere aandelen en obligaties voor jou doet) en ETF’s (Exchange Traded Funds), die voor een lagere prijs -maar dan doorgaans wél zonder beheerder- een bepaalde index volgen. Beide types van fondsen hebben elk hun voor- en nadelen; laat ons daar even goed op inzoomen.
Beleggingsfondsen
Een beleggingsfonds is eigenlijk een vennootschap die speciaal werd opgericht om enerzijds geld van beleggers naar één punt samen te brengen (en zo een grote pot aan te leggen), en anderzijds met dat verzamelde geld aandelen en/of obligaties, vastgoed, grondstoffen, valuta en noem maar op aan te kopen. Het grote voordeel is dat een belegger op die manier met een kleine inleg meteen een heel grote, gespreide portefeuille kan aankopen, wat quasi onmogelijk is met een gewoon particulier budget.
Beleggingsfondsen kunnen groeien of krimpen, afhankelijk van hoeveel geld beleggers er gaandeweg bij in investeren (en dan worden met dat ‘nieuw’ geld bijkomende aandelen/obligaties/vastgoed/… aangekocht) of uitnemen (wat dan weer vereist dat een deeltje van de portefeuille wordt verkocht). Er bestaan duizenden beleggingsfondsen, het ene al beter dan de anderen, en sommige beheren een portefeuille van vele miljaren euro’s.
Aan het hoofd van zo’n beleggingsfonds staat een fondsbeheerder (en dat kan ook een team van verschillende beheerders zijn), die samen met analysten en andere experts van dat ‘beleggingshuis’ de markt opvolgt, tracht te voorzien in welke richting de economie zal gaan, de meer en minder opportune sectoren en regio’s in kaart tracht te brengen, enzovoort. Volgens een bepaald ‘mandaat’ (sommige beleggingsfondsen kunnen zeer breed investeren; andere richten zich tot één bepaalde sector, regio of type belegging) trachten zij de hun portefeuille in te richten en voortdurend bij te werken, met als doel voor hun beleggers een meerwaarde te creëren.
Dat je geld in een beleggingsfonds zit, is natuurlijk geen garantie op mooie winsten: er bestaan nu eenmaal goeie (en ronduit excellente) en minder goeie (en ronduit slechte) fondsen. Tot overmaat trouwens meer slechte dan goeie.
Een fondsbeheerder heeft er alle belang bij dat zijn fonds goed presteert, want op basis van die prestatie kunnen beleggers tot zijn fonds aangetrokken of -in geval van ondermaatse prestaties- afgestoten worden. En omdat een beheerder vaak een bonus uitbetaald krijgt in functie van de prestaties van zijn fonds, heeft hij er dus ook persoonlijk belang bij zo goed mogelijke keuzes te maken bij het inrichten en dagelijks bijwerken van zijn portefeuille. Maar denk nu écht niet dat, doordat een fonds beheerd wordt door een -verondersteld erg capabele- man of vrouw in maatpak of designerkleren, dat fonds dan ook vanzelf goed zal presteren. Veruit de meeste fondsen slagen er niet in hun ‘index’ (en dat is de ‘benchmark’ die ze trachten te volgen, bijvoorbeeld ‘middelgrote Japanse bedrijven’) te verslaan. Doordat ze door mensen beheerd worden, komen ze tegen een relatief hoge jaarlijkse kost, en die vreet natuurlijk een deel van het rendement weg. Slaagt de beheerder er dan bovendien niet in de beste keuzes te maken qua ‘allocatie’ (de keuze van zijn beleggingen), dan is de kans groot dat hij onder zijn index zal presteren.
Er zijn al vele onderzoeken naar gebeurd, en afhankelijk van welk onderzoek je raadpleegt, wordt geschat dat -hou je nu even vast- maar één vijfde of zelfs maar één twintigste van alle beschikbare fondsen ook effectief en op lange termijn beter presteert dan hun index.
Ga je voor beleggingsfondsen (wat ikzelf nog steeds een geweldig ‘tool’ vind voor de meeste beleggers), doe jezelf en je kapitaal dan een groot plezier en ga alleen voor de allerbeste. Ik ben niet bereid een relatief hoge prijs te betalen voor een fonds dat maar matig of zelfs ronduit slecht presteert, maar fondsen die over lange termijn nette prestaties kunnen voorleggen, zijn me de meerkost zeker waard: die betaalt zichzelf immers gewoon terug door het hoger rendement dat ze opleveren.
Fondsen aankopen is in de praktijk erg gemakkelijk: dat kan gewoon via de meeste banken of beursbrokers. Al leggen ze lang niet allemaal dezelfde fondsen in hun etalage. Grootbanken hebben vaak ‘in house’ fondsen in de aanbieding, waarvoor ze hun eigen beheerders in dienst hebben. Voor zichzelf zeer voordelig, want de kosten die de klant betaalt (en die kunnen soms flink de pan uitswingen) komen dan bijna allemaal op één of andere manier bij de bankinstelling zélf terecht. Het publiek van grote banken (doorgaans die met fysieke kantoren) is vaak ook hondstrouw, en banken gaan er doorgaans van uit dat hun klanten niet ‘over het muurtje zullen gaan piepen’ naar wat er nog allemaal op de markt beschikbaar is. En of die producten dan niet voordeliger – en dus rendabeler zijn. Op die manier kunnen banken zichzelf soms wat meer permitteren: hun fondsen hoeven niet zozeer uitermate goed te presteren, en de kosten allerhande mogen al wat (of veel groter) zijn dan bij de concurrentie. Ze krijgen vaak als het ware een vrijgeleide van hun klanten, “want onze adviseur heeft gezegd dat dit een goed fonds was”.
Er bestaan ook fondshuizen die onafhankelijk werken van grote banken: namen die je vaak ziet terugkomen zijn onder andere BlackRock, Pimco, Fidelity, Franklin Templeton, noem maar op. Hun fondsen worden vaak doorverkocht via banken en brokers, waardoor je veel van de fondsen van deze internationale uitgevers ook gemakkelijk in België en Nederland kan aankopen. Klassieke grootbanken gaan ze doorgaans niet snel zelf voorstellen (of al helemaal niet te koop aanbieden), omdat ze op deze fondsen van derden minder inkomsten zien dan op hun fondsen uit eigen huis, en de klanten dan een springplank zouden aanbieden om de kosten ervan te gaan vergelijken met andere banken – waardoor er risico ontstaat dat ze toch zouden gaan ‘bankshoppen’.
Gelukkig heeft de opkomst van het internet ons ook online banken gebracht. Dit zijn vaak spelers zonder (of met veel minder) ‘fysieke aanwezigheid’, en waar je als klant geacht wordt zelf je aan- en verkopen te regelen via het internet. Doorgaans zijn zij ‘execution only’ partijen: ze geven je geen enkel advies, maar bieden gewoon een lange lijst van fondsen aan waaruit je kan kiezen. Het is dan aan jou als klant om je huiswerk goed te maken, en de voor jou beste fondsen met enkele klikken aan te kopen.
Deze online banken zijn doorgaans zeker even betrouwbaar als de klassieke grootbanken, en soms zelfs meer. Net zoals de bank om de hoek moeten zij voldoen aan zeer hoge vereisten vanuit de overheid, worden zij voortdurend gecontroleerd en bieden ze een beveiligd online platform aan waarlangs je je transacties kan uitvoeren. Dat ze geen advies geven, werkt soms in je voordeel, want wat is advies juist? Zijn dat tips die werkelijk in je eigen voordeel spelen, of kan een adviseur je stiekem keuzes aanbieden die eigenlijk voordeliger zijn voor zichzelf en die bank? Bonusje of streefdoel, iemand? Daar gaan we straks dieper op in. Waar je ook je beleggingsfondsen aankoopt, zet altijd een kritische blik op, want wat aan de oppervlakte blinkt kan onder de motorkap vaak een geurtje hebben!
Belangrijk om mee te geven is ook nog dat ieder fonds een unieke identificatiecode heeft, de ‘ISIN’ genaamd. Soms worden van één bepaald fonds meerdere varianten op de markt gebracht, bijvoorbeeld een kapitaliserende en een distributieversie (die de ontvangen dividenden zelf herbeleggen, dan wel uitkeren aan hun beleggers), een notering in verschillende valuta, een domicilie op verschillende beurzen, … Hou daarom naast de naam ook altijd de ISIN in het oog: een vergissing is snel gemaakt.
Beleggers vragen zich soms af hoeveel beleggingsfondsen ze nu juist moeten aanhouden. Eén is misschien wat te weinig (je weet maar nooit dat de beheerder op een bepaald moment een inschattingsfout zou maken en zijn fonds daardoor een eind onder het marktgemiddelde zou laten duiken. Daarom is mijn persoonlijke visie: houd er een vijf- à tiental aan, en probeer onderling je grote allocaties te spreiden over twee verschillende fondsen. Zou je bijvoorbeeld een heel breed ‘Aandelen Wereldwijd’-fonds willen gebruiken als basis van je portefeuille, dan kies je misschien meteen best voor twee dergelijke fondsen. Dit biedt opnieuw het voordeel van nog meer spreiding, en het kost je niks meer.
Afhankelijk van waar je je fondsen aankoopt, kan dat al vanaf zeer lage bedragen (tot 100€ of $100 per aankoop). Dit hangt wat af van bank tot bank. Belangrijk is dan natuurlijk ook de vraag of je bank hier instapkosten voor aanrekent (zie verder…); wanneer je op 100€ meteen 10€ instapkosten zou moeten betalen, begin je al met een diep verlies nog voor je eigenlijk vertrokken bent. In dat geval kan je best je beleggingsstrategie aanpassen (hoewel: meer kleinere instapmomenten zijn veiliger dan één groot: spreiding in tijd!), ofwel overwegen naar een andere bank over te stappen, waar het minimum per aankoop kleiner is en je geen instapkosten betaalt.
Kosten!
De eerste vraag die je je moet stellen is: ‘hoeveel kost het mij nu om in een beleggingsfonds te stappen?’. Want daar zit inderdaad nogal wat variatie op.
Ten eerste is er de kost waar je niet omheen kunt: de kost die je aan het fondshuis betaalt voor het beheer van je fonds. Die dekt de interne werking van het fondshuis, de informatie die ze vergaren, het team van fondsbeheerder en analysten, de transacties die het fonds moet uitvoeren om de portefeuille bij te sturen, enzovoort. Dit wordt de ‘TER’ of ‘Total Expense Ratio’ genoemd.
Een fonds noteert aan een ‘NAV’, een ‘Net Asset Value’. Zo kan één deelbewijs van een fonds vandaag bijvoorbeeld 20 euro waard zijn. Dagelijks (of minder frequent voor sommige kleinere fondsen) wordt deze NAV herberekend op basis van de waarde die alle onderliggende aandelen, obligaties, enzovoort op dat moment hebben. Zo kan ditzelfde fonds morgen misschien een NAV hebben van 20,14 euro, afhankelijk van hoe de waarden in portefeuille tussen vandaag en morgen gestegen of gedaald zijn.
De ‘TER’ is een kost die uitgedrukt wordt in percentage op jaarbasis, maar die eigenlijk op dagelijkse basis gewoon van de Net Asset Value afgetrokken wordt. Je betaalt deze NAV dus nooit expliciet of apart: hij zit steeds verrekend in de dagprijs van je fonds. Met andere woorden: iedere dag dat je een fonds aanhoudt, wordt een heel klein deeltje van de jaarlijkse Total Expense Ratio van die dagwaarde afgetrokken.
Van deze Total Expense Ratio, die dus onzichtbaar op continue basis van de dagwaarde van je fonds afgetrokken wordt, gaat in België meestal ook een deel naar de partij die je dit fonds aan de man gebracht heeft (dus je grootbank, of de online bank of broker waarbij je het fonds aankocht). Dit kan bijvoorbeeld ergens tussen een derde en de helft van de TER liggen, maar soms ook minder of helemaal niets zijn. Zo wordt ook je bank of broker als tussenpartij vergoed om jou als klant de fondsen van dat bepaald fondshuis aan te bieden. Zij verdient dus al iets op de fondsen die jij bij hen aankoopt, en dat op continue basis. Hou je het fonds 20 jaar aan, dan zal je bank of broker deze retrocessie al die tijd doorbetaald krijgen. Men noemt deze vergoeding de ‘retrocessie’ of ‘kickback fee’. Ook al biedt een bank je ‘gratis’ fondsen aan, toch zal je achter de schermen nog een vergoeding betalen. En daar kan ik vrede mee nemen: een bank heeft tenslotte ook kosten en bestaat uiteindelijk ook niet om verlies te draaien.
Het wordt wel interessant wanneer je daarbovenop beseft dat de meeste banken in alle stilte over deze retrocessie zwijgen, en je nog meer kosten gaan aanrekenen. Er bestaan veel varianten (die vaak nog bovenop elkaar aangerekend worden), maar we sommen er enkele op:
- Instapkosten (of toetredingskosten): Soms een extra, eenmalige kost die tot enkele procenten kan oplopen, en die al bij voorbaat van je winst afgaat. Verondersteld dat je fonds op termijn in waarde zal stijgen, betekent dit dat je al een deel van je rendement afstaat aan je bank. Stel nu dat je fonds slecht zou presteren en in waarde zou dalen, dan zou je deze instapkost… bovenop je verlies betalen. Dubbel verlies dus.
Ikzelf weiger pertinent instapkosten te betalen, omdat ze me geen enkele toegevoegde waarde bieden. Wanneer ik morgen een supermarkt binnenstap en al op voorhand toegangsgeld zou moeten betalen om mijn geld te mogen komen spenderen, zou mijn keuze voor een andere winkel zeer snel gemaakt zijn.
Blijkbaar komen veel (groot)banken nog gemakkelijk weg met deze instapkost. Deels wordt deze waarschijnlijk gebruikt om je ‘adviseur’ te betalen (in de veronderstelling dat deze niet voor eigen rekening zou spreken maar écht onbaatzuchtig advies biedt waar je zélf ook ondubbelzinnig voordeel uit haalt – vaak een utopie). En deels komt deze op de winstrekening van je bank te staan. Wie zo’n kost graag betaalt, is daar vrij toe, maar ik zie er geen toegevoegde waarde in, laat staan een verantwoording waarom ik hem zou betalen. Voor zolang het systeem van retrocessie bestaat, pas ik dus vriendelijk voor elke partij die me een instapkost wil aanrekenen.
Er zijn regelmatig zelfs banken die tijdelijke ‘superkorting’ bieden op hun instapkosten: dan krijg je bijvoorbeeld een derde of een vierde korting op die kost. Dat vind ik dan nog altijd een pak teveel, want die korting is meer dan ‘niets’.
Het valt ook voor dat een bank in plaats van een instapkost een ‘forfaitaire aankoopkost’ oplegt. Die is dan waarschijnlijk voor de koffie die je aangeboden kreeg bij je laatste bezoek. - Beheerskost, bewaarloon, dossierkosten of beheerloon: banken rekenen soms een ‘beheerskost’ aan, maar om wat nu juist te beheren? Je fonds werd toch al beheerd door een fondshuis en -beheerder, en die betaal je toch al op continue basis via de Total Expense Ratio (TER) die van de Net Asset Value (NAV) afgaat? En een deel daarvan gaat meestal toch al via de ‘retrocessie’ naar je bank? Wat er daarbovenop dan nog bijkomend beheerd zou moeten worden is me een groot mysterie. Banken die een beheerskost aanrekenen voor fondsen waarvoor ik al impliciet betaal (en hen dus via de TER ook al vergoed), komen er bij mij dus ook niet in – maar iedereen beslist daar zélf over.
- Uitstapkost (of uittredingskosten): Wacht… we hadden al betaald om de supermarkt binnen te stappen. Moeten we dan, nadat we onze rekening aan de kassa vereffend hebben nóg eens extra gaan betalen om terug naar buiten te mogen? Het ontgaat mij waarom je dit in godsnaam zou willen betalen, want het slaat naar mijn rationele mening gewoon nergens op.
Je moet al deze kosten natuurlijk in een nog breder plaatje zien. Het biedt de bank een extra hulpmiddel om haar brave klanten meermaals langs de kassa te laten passeren. Wanneer ze er dan ‘goedbedoeld’ in slaagt om je meer te laten in- en uitstappen dan nodig, barst het kostenfeest pas echt goed los. We gaan daar verder nog wat dieper op in.
In alle vormen en maten
Beleggingsfondsen hebben altijd een bepaalde doelstelling op gebied van hun ‘allocatie’: die bepaalt waarin ze wél of niet gaan investeren, en dat kan gedefinieerd zijn qua type belegging (aandelen, obligaties, vastgoed, …), een bepaalde regio, een sector, een ‘market cap’ (de marktkapitalisatie van de bedrijven in hun portefeuille: kleinere bedrijven of grote conglomeraten). Fondsen kunnen zich ook onderscheiden op vlak van hun strategie: er zijn er die bijvoorbeeld long (inspelen op een stijgende koers) én short (inspelen op een dalende koers) gaan, er zijn er die contrair werken (en dus net de tegenovergestelde visie hanteren van wat de algemene markt verwacht), er zijn er die werken op basis van een strategie die ze in geen vijfdelig boek uitgelegd krijgen.
Het is soms bijzonder verleidelijk om zelf de markt te proberen timen of voorspellen. Zo kan een belegger bijvoorbeeld op een regenachtige dinsdagavond een mooie TV-documentaire zien die voorspelt dat het in de toekomst moeilijker en moeilijker zal worden om aan drinkwater te komen, en dat bepaalde delen van de wereld nu al met een grote schaarste geconfronteerd worden. Als brave belegger kun je dan plots het lumineuze idee krijgen om op dat probleem in te spelen, en te gaan investeren in zeer specifieke fondsen – in dit geval in fondsen die zich richten op watermaatschappijen allerhande. Hoe erg je ook overtuigd bent van je schitterend plan (die documentaire was tenslotte zeer overtuigend en je kan je niet anders inbeelden dan dat de watersector dé sector is voor de toekomst), hou altijd zeer goed in het achterhoofd dat de kans bijzonder klein is dat jij als eerste en enige die goddelijke ingeving gekregen hebt. Dat de mogelijke problematiek waarschijnlijk al breed bekend was nog voordat jij die documentaire (of bericht in de krant, in een blog, gesprek met een vriend) te zien of horen kreeg. Als de informatie die je gepresenteerd kreeg al neutraal en correct was, natuurlijk. Hou er rekening mee dat er nog vele miljoenen (miljarden?) andere beleggers op de aardbol rondlopen, die zich misschien al lang in dat segment positioneerden, nog lang voordat jij je geweldige openbaring kreeg.
Wanneer jij je nu wild in zo’n fonds, dat zich toespitst op waterbedrijven, zou schieten, is er dus een aanzienlijke kans dat anderen je al voor waren, en dat zij zich dus al eerder positioneerden in dezelfde bedrijven als waar nu wild in wil gaan investeren. Het gevolg zou dan kunnen zijn dat die bepaalde sector al sterk gewaardeerd is (en de bedrijven erin dus al vrij prijzig zijn, vergeleken met andere sectoren). Waardoor jij nu net een hogere prijs betaalt om die bepaalde aandelen aan te kopen. De kans is reëel dat je de boot gemist hebt en jij minder kans maakt op die grote winst – en dus een aanzienlijker risico loopt op verlies, wanneer de uitbraak in die sector dan toch langer op zich zou laten duren dan die documentaire enthousiast liet uitschijnen. Het probleem dan wordt dat de beheerder van jouw waterfonds (dat zich, wegens zijn mandaat, ook maar enkel op aandelen uit die sector kan richten) ook geen andere richting uitkan: hij kan enkel deze aandelen in zijn portefeuille hebben, hoe goed of slecht het ook gaat in de sector.
Terwijl je voor hetzelfde geld al veel langer in een breed, bijvoorbeeld wereldwijd aandelenfonds, geïnvesteerd kon hebben, waar de beheerder wél een zeer breed mandaat heeft, dat hem ook toelaat om op opportuniteiten of tijdig uit omslaande investeringen te stappen. Hij heeft veel meer armslag om zijn positionering in vele richtingen aan te passen: voorziet hij dat een bepaalde sector het tijdelijk minder goed gaat doen, of ziet hij meer potentieel in een andere sector, dan kan hij daar alsnog in- en uitstappen omdat zijn mandaat hem dat ook toelaat.
Het kan voor beleggers, door het ruime aanbod aan al dan niet gespecialiseerde fondsen, een grote verleiding geven om zich specifiek in bepaalde sectoren of regio’s te positioneren. Maar bedenk dan altijd dat je lang niet de enige bent met briljante ideëen, en dat je evengoed een goeie fondsmanager kan betalen om dat werk (met meer kennis van zaken dan jijzelf) van jou over te nemen.
Om deze redenen gaat mijn eigen voorkeur ook uit naar heel brede fondsen, waar de beheerder voldoende ruimte krijgt om tussen sectoren en regio’s te manouvreren, zonder gebonden te zijn aan één specifieke regio of sector.
Ik ben een rustige belegger: laat de experts -die me hun jarenlange kennis en kunde konden aantonen- maar hun werk doen.
En je kan daar de lijn nog verder doortrekken: er bestaan heelwat fondsen die zich niet enkel richten op aandelen, obligaties, vastgoed, grondstoffen of valuta, maar die in het geheel van al die ‘assetclasses’ kunnen bewegen. Dit zijn zogenaamde ‘mixfondsen’: doordat zij naast (de op lange termijn meestal beter renderende) aandelen ook bijvoorbeeld (de doorgaans minder risicovolle maar dan ook minder sterk renderende) obligaties in hun portefeuille aanhouden, presteren ze door de band genomen wat minder sterk dan zuivere aandelenfondsen, maar ze bieden dan wél meer flexibiliteit aan de fondsmanager om, wanneer die woelige tijden in de aandelenmarkten ziet opduiken, deels uit die aandelen te stappen en het vrijgekomen geld in de (doorgaans) defensievere obligaties te parkeren.
Om een mixfonds tot een goed einde te brengen, is natuurlijk een zeer capabele fondsbeheerder nodig. Een verkeerde beslissing is snel genomen, zodat net een onvoorziene opportuniteit gemist wordt – en je rendement lager eindigt. Opnieuw is mijn punt: welke fondsen je ook koopt, koop alleen de beste aan! Koop geen fondsen op het zicht of omdat ze een sexy titel dragen, en wees kritisch wanneer je fondsen voorgesteld krijgt: zijn dat werkelijk de beste in hun soort? Biedt de prijs die je betaalt (de beheerskost: TER) je ook waar voor je geld?
Waar informatie vinden en koersen opvolgen?
De bron van objectieve informatie over beleggingsfondsen vind je natuurlijk bij de uitgever zelf. Voor elk van zijn fondsen moet hij een Key Investor Information Document (KID) opmaken en ter beschikking stellen. Daarbovenop kan een tussentijdse prospectus of jaarverslag verder inzicht bieden in hoe het reilt en zeilt binnen je fonds. Meestal nemen de managers ook even tijd om hun ervaringen tijdens de afgelopen periode toe te lichten, en blikken ze al even vooruit naar de toekomst (of toch het beeld dat zij zelf op die toekomst hebben).
Hoewel de informatie die de fondshuizen zelf aanleveren altijd neutraal en objectief zou moeten zijn, is het soms niet verkeerd om ook even informatie bij een andere partij te gaan raadplegen. Er zijn namelijk instanties die fondsen trachten te inventariseren, en er hun eigen beeld op schetsen. Eén van de grootste van die neutrale spelers is het bedrijf Morningstar. Op hun websites kan je fondsen opzoeken (let erop dat je de correcte ISIN-code gebruikt) en mits een abonnement op hun diensten kan je hun gedetailleerde review-informatie inlezen.
Een hulpmiddel is de beoordeling die Morningstar aan fondsen geeft, en deze is publiek beschikbaar. Door middel van sterren en een eventuele ‘gold’, ‘silver’, of ‘bronze’-label aan toekent. Deze rating wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd door beleggers: Morningstar geeft hiermee niet aan hoe zij het fonds in kwestie beoordelen ten opzichte van alle fondsen die op de markt zijn. Het geeft enkel hun beoordeling weer ten opzichte van gelijkaardige fondsen binnen dezelfde categorie. Stel bijvoorbeeld dat Russische aandelen al lange tijd in vrije val zijn, en fondsen die zich daarop concentreren dus barslechte resultaten moeten voorleggen. Dan nog kan zo’n fonds de hoogste quotering (vijf sterren) en misschien zelfs een ‘gold’-label krijgen, want die rating is enkel relatief aan andere fondsen die zich ook op deze Russische aandelen focussen.
Je kan natuurlijk ook informatie vinden in de productfiches die banken (en dan vooral grootbanken) uitdelen. Al moet je die soms met een korreltje zout interpreteren: het gebeurt dat de grafieken (en andere informatie) niet in hun geheel weergegeven worden, in een poging het plaatje mooier te schetsen dan de werkelijkheid. Door bijvoorbeeld enkel de beste, laatste 3 jaar te tonen. Wees op je hoede en zoek altijd het fonds in kwestie even op bij de uitgever of een neutrale partij als Morningstar.
Dat brengt me bijna naadloos bij het volgende: ik liet me al een paar keer ontvallen dat ik bij voorkeur enkel ‘de beste’ fondsen aankoop. Om tot zo’n conclusie te kunnen komen, moet een fonds dan natuurlijk ook al enige tijd meegedraaid hebben. Pas wanneer je het over echt lange termijn kan beoordelen, kun je bekijken hoe het zich onder alle marktcondities gedraagt: stijgt het in een stijgende markt beter dan zijn collega-fondsen? Hoe gedraagt het zich in een bear-markt (een dalende markt): zakt het daar niet nog dieper door dan gelijkaardige fondsen? Om die reden ga ik ook niet in op fondsen die nog te nieuw zijn om echt goed te kunnen beoordelen. En jammergenoeg zijn veel van de fondsen die grootbanken vaak aanbieden vaak nog nieuw: dan stap je blind in een product waarvan je niet weet hoe het zich in het verleden gedragen heeft…
De dagkoersen van beleggingsfondsen kun je doorgaans opvragen op de website van de uitgever. Partijen als Morningstar bieden ze ook aan op hun website.
Merk op dat beleggingsfondsen niet de hele dag hun waarde herberekenen, maar hoogstens één keer per dag (en de kleinere vaak nog minder frequent).
Wanneer je een fonds aankoopt, weet je op voorhand niet exact hoeveel je per deelbewijs zal betalen: je order wordt vanuit je bank of broker doorgestuurd, en je aankoop zal meestal de volgende bankwerkdag (of twee bankwerkdagen na je order, afhankelijk van het fonds) effectief doorgevoerd worden, tegen de prijs waaraan je aangekocht fonds op die dag noteert. Hetzelfde geldt bij verkoop-orders.
Omdat je beleggingsfondsen best gebruikt als instrument op de lange termijn, heeft die kleine schommeling ook niet zo heel erg veel belang. Integendeel zelfs: dat gebrek aan totale controle helpt te vermijden dat je de markt extreem zou willen gaan ‘timen’: ik gaf al eerder aan dat dat toch nagenoeg onmogelijk is.
Vermijd ook dat je als langetermijnbelegger iedere dag aan je scherm gekluisterd zit om elke kleine beweging in je fondsen op de voet op te volgen: op lange termijn heeft dat geen enkele belang (en het enige wat telt is waar ze uiteindelijk, na al die jaren, zullen eindigen). Ik kijk zelf doorgaans nooit om naar de stand van mijn langetermijnfondsen: wat er ook gebeurt, ik ben niet van plan om ze te verkopen (want dan zou ik weer de markt proberen te timen), en een beetje afstand houden en de ruis negeren is goed voor je gemoedsrust.
Omdat bijna niemand er toch ooit in slaagt in te kopen aan de laagst mogelijke prijs, wordt vaak terecht gezegd dat je beleggingsfondsen, eenmaal aangekocht, wat ‘moet laten rijpen’: doordat de tijd evolueert, kunnen ze uiteindelijk winst opbouwen, en zal je gaandeweg in het groen gaan noteren. En of dat nu snel gebeurt of niet – onthoud dat een prijsverlaging (tijdens een correctie of een crash) net een opportuniteit kan aanreiken om nog meer deelbewijzen van je geliefde fondsen aan te kopen, maar dan tegen een lagere prijs. Je doet dit immers voor de lange termijn, en de beurzen hebben zich in het lang verleden altijd erg veerkrachtig getoond, en een groei vertoond over de (vele) jaren heen.
Een virtuele portefeuille
Hoewel de meeste banken een mooi overzicht voor je bijhouden, waarin ze je weergeven hoe je fondsen (en je totale portefeuille) geëvolueerd zijn, wil je misschien zelf ook nog controle behouden over je aankopen en de bewegingen van je fondsen.
Wie een beetje handig is in Excel, kan dit perfect als tool gebruiken. Een gemakkelijk alternatief is de gratis online ‘Portefeuille’ die Morningstar aanbiedt op morningstar.be: wanneer je elke transactie (aan- én verkoop) daar minutieus in logt, krijg je van hen bovenop een overzicht van de evolutie van je beleggingen ook de fameuze ‘X-Ray’ tool: hiermee kan je je portefeuille doorlichten om een totaalbeeld te krijgen van waarin je fondsen allemaal geïnvesteerd zijn, wat je totale verhouding aandelen/obligaties is, hoe je allocatie wereldwijd opgesplitst kan worden, enzovoort.
Opgepast voor dakfondsen!
Vaak krijg je bij je bank zogenaamde dakfondsen aangeboden. Dit zijn fondsen die op hun beurt beleggen in andere fondsen – de beheerder bouwt zijn portefeuille dus op door andere fondsen als blokken te gebruiken (en kan door die individueel op te bouwen of te verlagen zijn blootstelling aan bepaalde sectoren/regio’s/types beleggingen aanpassen). Op zich biedt dit extra spreiding, dus zouden we daar in principe dankbaar voor moeten zijn.
Maar… Dat een fonds een jaarlijkse beheerskost heeft, is al duidelijk: de TER of Total Expense Ratio. Deze wordt dagelijks pro-rata van de dagkoers van je fonds afgetrokken. Maar stel nu dat je morgen een dakfonds aankoopt, dat op zijn beurt weer opgebouwd is uit 10 andere fondsen – het is tenslotte een dakfonds. Dan zal je ten eerste een TER betalen die jaarlijks tussen de, laat ons iets zeggen, 0,80% en 1,50% ligt. Maar… de 10 onderliggende fondsen hebben op hun beurt ook weer elk hun TER, die dus ook weer iedere dag wat van hun koers afvreet (en dit zal je waarschijnlijk niet verteld worden door de verkoper). Is je dakfonds dan echt kwalitatief zo enorm goed, dat het die dubbele kost verantwoordt? Dat er in zeer positieve jaren 2-3% of meer van je winst afgaat, kan je misschien nog wel hebben. Maar ook in slechte jaren zal dat het geval zijn.
Jammergenoeg staat op die fondsen niet in het groot vermeld ‘Ik ben een dakfonds!’, en naar de dubbele (aan de oppervlakte niet zichtbare) TER heb je het raden.
Mijn ervaring is dat vooral grootbanken zich hieraan bezondigen: in veel gevallen zijn de dakfondsen in kwestie én een groot deel van de onderliggende fondsen ook nog eens huisproducten: duidelijk waar je kost dan heenvloeit.
Wil je kost wat kost de onderliggende fondsen aankopen, dan kan je die meestal ook wel zelf op de kop tikken bij een neutrale bank of broker…
Bevat je fonds afgeleide producten, of vooral directe investeringen?
Goed om weten (en dit kan je meestal wel achterhalen door het fonds van je keuze even op te zoeken of Morningstar of dergelijke) is of je fonds eigenlijk rechtstreeks in aandelen, obligaties, vastgoed en noem maar op investeert, dan wel of het dit doet via constructies op basis van derivaten.
Ik zal niet tegenspreken dat derivaten (technisch zeer geavanceerde producten, maar niet altijd risicoloos) bij professionele partijen uit de financiële wereld een dagdagelijks hulpmiddel zijn, maar of je hele fonds er nu echt moet vol van zitten…?
Ikzelf geef de voorkeur aan fondsen die rechtstreeks in de markt investeren: dan hebben ze tenminste die activa in handen. Je weet -naar mijn gevoel- immers nooit welke onverwacht voorval in de markt bepaalde derivaten anders laat evolueren dan voordien aangenomen.
Opgepast voor fondsen met kapitaalgarantie en/of een vastgelegde einddatum!
Er bestaan (vooral weer bij grootbanken) fondsen met kapitaalbescherming: deze komen daarom ook met een vaste einddatum. Door bepaalde constructies trachten ze ervoor te zorgen dat je op vervaldatum minimaal je geïnvesteerd bedrag terugkrijgt.
Let hier wel even goed mee op en maak je huiswerk. Soms zijn de regeltjes zo complex opgesteld dat ze zelfs voor iemand met gedegen kennis terzake nog moeilijk te doorgronden zijn. Soms bedoelen ze -volgens de letter- iets anders dan wat het lijkt: zo zag ik destijds een fonds dat “een rendement gelijk aan het resultaat van de BEL20 price-index garandeert”. Niemand zal erbij stilstaan dat er drie (!) verschillende BEL20-indexen bestaan, elk met hun eigen langetermijnresultaten en afhankelijk van welke dividenden herinvesteren en welke niet. Zomaar eender welk BEL20-grafiekje opzoeken als vergelijkingspunt volstaat dus niet.
Vaak komen dergelijke fondsen met kapitaalbescherming ook tegen een zeer hoge kost: deze kan zichtbaar zijn of diep onder de motorkap verweven zitten. En wanneer je de kleine lettertjes zeer aandachtig doorleest, zal je ook merken dat zelfs dan nog de term ‘garantie’ erg relatief is, en die niet altijd van toepassing blijkt. Weet wat je koopt!
Belastingen…
Omdat beleggen via beleggingsfondsen (en eigenlijk via quasi eender welke vorm van belegging) inkomsten genereert, wil de overheid natuurlijk graag een graantje meepikken onder de vorm van belastingen.
Op het moment van schrijven is het zo dat je op obligaties (obligatiefondsen of het obligatiegedeelte van gemengde fondsen inclusief) harder belast wordt dan op aandelen. Je mag hier natuurlijk niet blind voor zijn, maar anderzijds kan je jezelf de vraag stellen of je hier écht veel rekening mee moet houden bij het samenstellen van je langetermijnportefeuille. De fiscaliteit rond beleggingen en investeringen wordt namelijk voortdurend gewijzigd, en omdat de ene investering vandaag meer belast wordt dan een andere, betekent dat ook niet automatisch dat dat over 20 jaar nog steeds het geval zal zijn. Dan kan het plaatje er helemaal anders uitzien, en om die reden staar ik me er alleszins niet al te blind op.
Op het moment van schrijven is het zo dat
- u wanneer u een beleggingsfonds aankoopt, geen belastingen betaalt;
- maar bij verkoop wél, en daarbij is het nodig een onderscheid te maken tussen kapitaliserende en distribuerende fondsen, en tussen aandelen- en obligatiefondsen.
- Bij kapitalisatiefondsen (die hun ontvangen dividend herinvesteren), betaal je momenteel bij verkoop een taks van 1,32% op het volledige bedrag;
- Zit in die kapitaliserende fondsen een vastrentend gedeelte (bv. obligaties), en maakt dat meer dan 10% uit van het fonds, dan betaal je op de gerealiseerde winst (dus verschil tussen de waarde bij verkoop en aankoop) van dat vastrentend gedeelte een meerwaardetaks van 30%;
- Voor distribuerende fondsen (die een regelmatig dividen uitbetalen) geldt dat je bij verkoop 30% belasting op de gerealiseerde meerwaarde betaalt als ‘meerwaardetaks’;
- en ook op dividenden die het fond tussentijds aan jou uitbetaalt, betaal je diezelfde 30% aan roerende voorheffing.
Allemaal nogal complex, dus. Normaal gezien kan je op de infofiche van een fonds bij je bank of broker een overzichtje vinden van de taksen waaraan dat fonds onderhevig is. Maar niets garandeert natuurlijk dat die taks op het moment waarop je verkoopt nog dezelfde zal zijn. Ze zijn doorheen de geschiedenis op en neer gegaan, en worden alsmaar moeilijker om te begrijpen. Het goeie nieuws is wel dat, met uitzondering van een paar specifieke fondsen, je bank of broker zich over deze hele fiscale afhandeling bekommert, en de verschuldigde taksen voor jou afhoudt. Jij ontvangt dan het resterende (netto)deel, en da’s van jou om mee te doen wat je wil.
Een lijstje van mijn favoriete beleggingsfondsen, zorgvuldig samengesteld doorheen de jaren, vind je trouwens hier. Dat zijn ook de fondsen waar ik zelf in investeer.
Sinds enige tijd mogen banken geen overzichten van historische rendementen, ratings enzomeer in hun lijsten zetten. Daardoor kan het bijzonder moeilijk zijn om de échte toppertjes te onderscheiden: niemand gaat 800 fondsen één voor één bekijken. Mijn lijst bevat die wél: je vindt er de fondsen met een (zeer) hoge Morningstar-rating en met de beste historische rendementen uit hun categorie. Ik heb zelf geen weet van andere websites waarop je deze informatie opgelijst vindt, dus maak er gebruik van!
Exchange Traded Funds
ETF’s of Exchange Traded Funds zijn een vrij recent gegeven: het eerste zou in 1993 gelanceerd zijn. Algemeen kan je stellen dat ETF’s net zoals een beleggingsfonds ook mandjes zijn van aandelen, obligaties, vastgoed, grondstoffen, valuta en/of derivaten, maar er zijn duidelijke onderlinge verschillen.
Waar een beleggingsfonds ‘met vertraging’ aan- en verkocht wordt, en je dus nooit precies weet tegen welke koers je het zal aan- of verkopen, kan je ETF’s op ieder moment van de (beurs)dag rechtstreeks op de beurs verhandelen. Net zoals aandelen kan je ze bij je broker tegen een limiet-vraagprijs proberen te kopen of te verkopen. In die zin heb je er meer controle over dan je over beleggingsfondsen hebt.
ETF’s (soms ook wel trackers genaamd) zijn meestal ook veel goedkoper dan de beheerde beleggingsfondsen. De extreem goedkope (waarvan sommige razend populair zijn) beginnen al aan een jaarlijkse kost van 0,05%.
Een wezenlijk verschil tussen beleggingsfondsen en ETF’s (en dit verantwoordt ook hun onderling erg verschillende kosten wel): ETF’s worden doorgaans helemaal niet of maar heel uitzonderlijk beheerd door een beheerder. Daarom wordt investeren via ETF’s doorgaans ‘passive investing’ genoemd, tegenover de term ‘active investing’ voor beleggingsfondsen. Veruit de meeste ETF’s volgen een index ‘blind’. Deze index-volgende ETF’s trachten de index zo goed mogelijkte volgen (‘repliceren’); er zit dus niemand aan het stuur die oordeelt over goeie en minder goeie aandelen of obligaties, al is het belang daarvan natuurlijk ook maar relatief. We hadden het er al over dat maar bijzonder weinig (beheerde) beleggingsfondsen erin slagen hun index te verslaan, en dat de meeste minder goed presteren. Daar gaat het natuurlijk allemaal wat afhangen van je verwachtingen… Stel je je tevreden met een rendement dat gelijk ligt met het rendement van je gekozen index, min een kleine jaarlijkse kost, dan is een ETF waarschijnlijk wat je zoekt. Denk je, langs de andere kant, dat je enkele absolute ‘top-beleggingsfondsen’ uitgekozen hebt, en ga je ervan uit dat de beheerder (die zich dan waarschijnlijk al heelwat jaren bewezen heeft) ook in de toekomst nog zijn index zal verslaan, dan kan dat een argument zijn om voor beleggingsfondsen te gaan.
Niets verhindert je natuurlijk om een portefeuille op te bouwen die bestaat uit beleggingsfondsen én ETF’s.
Exchange Traded Funds zijn de laatste jaren razend populair geworden. Ter vergelijking: in 2016 rekende CNBC uit dat er toen 3 triljoen Amerikaanse Dollar in ETF’s geïnvesteerd zat, tegenover 16 triljoen US$ in (beheerde) beleggingsfondsen, en ETF’s blijken nog steeds harder aan te groeien dan beleggingsfondsen.
Er bestaan duizenden ETF’s, met zeer verschillende onderlinge eigenschappen. Wat bijvoorbeeld belangrijk zou kunnen zijn, is of je gekozen ETF een ‘fysieke’ of ‘synthetische’ tracker is. Een fysieke ETF heeft de onderliggende assets (bv. rechtstreekse aandelen of obligaties), waar een synthetische ETF het resultaat is van ‘financiële engineering’, en in plaats van rechtstreekse assets derivaten bevat, ‘swaps’ bijvoorbeeld.Dat maakt synthetische trackers iets meer gevoelig voor ‘tegenpartijrisico’ dan fysieke ETF’s. Zo ging recent nog de ‘XIV’ ETF (die, hou je vast, invers de volatiliteitsindex volgde – lig er niet van wakker wat dit juist inhoudt) overkop: door onverwachte bewegingen in de markt (de S&P500 daalde na een erg lange, te rustige periode, plots 4% in één vrij snelle beweging). Dit uitte zich op de zogenaamde ‘VIX’ (de ‘volatiliteitsindex’, die door allerlei berekeningen op de optiehandel op de S&P500 index): deze VIX ging pijlsnel de hoogte in. Omdat de XIV-ETF daar de omgekeerde beweging van trachtte te repliceren, en daarvoor opgebouwd was uit een pak erg complexe derivaten, ging het mechanisme eronder aan het schudden en werd het punt bereikt dat in de prospectus van die XIV in kleine lettertjes beschreven werd: de ETF zou overgaan tot liquidatie. Op enkele uren werd bijna 2 miljard US$ weggeveegd in die XIV-tracker, die jaren- en jarenlang bekend stond als een erg lucratieve tool om de ‘short-volatility trade’ mee uit te voeren. We zitten op het moment van schrijven al jarenlang in een stijgende markt, met als gevolg dat de ‘VIX’, de volatiliteitsindex, meestal lager en lager blijft zakken. Door een instrument aan te kopen dat de beweging van deze VIX invers volgde (en dus steeg wanneer de VIX daalde), konden veel beleggers zo jarenlang tientallen procenten per jaar aan winst boeken. Tot dit ene moment alles heel even de andere richting uitging, en de stoppen uit dit veel te complex opgebouwde product sloegen.
Een lang verhaal waarvan je de diepgang écht niet hoeft te proberen begrijpen, maar enkel ter illustratie dat je in de ETF-wereld meestal écht goed moet weten wat je net koopt, en dat ‘er aan de oppervlakte goed uitzien’ geen garantie geeft – soms integendeel. Er bestaan allerlei exotische ETF’s, waaronder bijvoorbeeld ‘leveraged’, ‘inverse’ en zelfs ‘leveraged inverse’ trackers. Leveraged wil zeggen dat ze (op basis van derivaten onder hun motorkap) trachten een dubbele of zelfs driedubbele beweging van een index mee te volgen. Zo zal een ‘3x leveraged tracker’ op de S&P500 bijvoorbeeld 3% stijgen wanneer de onderliggende S&P500 1% stijgt, en omgekeerd. En zo zal een ‘inverse’ tracker op dezelfde index 1% stijgen wanneer deze index 1% daalt. En zal een ‘inverse leveraged’ tracker de combinatie van deze twee bewegingen volgen.
Op zich een mooi verhaal en zeer aantrekkelijk, maar koop deze nooit aan voordat je echt helemaal begrijpt dat je kans op groot verlies even groot is als je kans op grote winst. Stap er bijvoorbeeld ook nooit in voordat je aan jezelf het ‘compounding effect’ kan uitleggen, en hoe het resultaat daarvan zijn dat jouw portefeuille in waarde daalt, zelfs wanneer de index die onder jouw leveraged ETF ligt vlak zou blijven. Leveraged ETF’s zijn niet (en ik herhaal dit graag nog een tweede keer: niet) bedoeld om lang in portefeuille te houden.
Het is niet mijn bedoeling beleggers weg te duwen van ETF’s, maar men moet zich, wanneer men deze trackers wil gaan verkennen, zéér goed in de materie inwerken, en begrijpen dat ‘te mooi om waar te zijn’ dat meestal ook gewoon is. Bots je in je zoektocht naar trackers die al jarenlang fenomenale winsten optekenen op zo’n tracker die écht fantastische winsten boekte, zoals bijvoorbeeld de ‘Direxion Daily Technology Bull 3x Shares’-ETF (symbool: TECL), die de voorbije 5 jaar 59% per jaar (!) in waarde steeg, dan kan je de verleiding voelen om er blind in te stappen. Alleen: wat garandeert je dat de stijgende markt van de voorbije 5 jaar zich zal verderzetten, en heb je er enig idee van welk gat zo’n ETF met drievoudige hefboom onder dat scenario in je investering kan slaan?
ETF’s zijn zeker nuttig wegens hun lage kost en gemakkelijke verhandelbaarheid. Maar ik gebruik ze zelf enkel nog om een ‘kern’ mee op te bouwen in mijn portefeuille, zodat ik bijvoorbeeld met één aankoop in meer dan 4000 bedrijven wereldwijd kan stappen.
Door het zeer brede aanbod (zo bestaat er nu zelfs een ‘Obesitas ETF’ met symbool ‘SLIM’, die belegt in bedrijven die mensen helpen afvallen) is het soms bijzonder verleidelijk -nog meer dan bij beleggingsfondsen- om in erg specifieke trackers te stappen op vlak van sector of regio. En dan ga je de markt weer proberen te ‘timen’ en te voorspellen. Wanneer je daartoe in staat bent: zeker doen! Maar ik reken daarbij (voor een groot deel van mijn portefeuille, althans) graag op de kennis van een goeie fondsbeheerder.
Tot slot nog even vermelden dat ETF’s qua kosten en fiscaliteit eerder richting aandelen neigen; de kosten zijn erg afhankelijk van broker tot broker. Hou bijvoorbeeld ook rekening met buitenlandse ETF’s, waarbij je in veel gevallen dubbel belast wordt op dividenden: een eerste keer in het land van oorsprong, en vervolgens in je thuisland. Zo hou je voor ETF’s uitgegeven in Amerika momenteel amper net iets minder dan de helft van het dividend over: weinig beginnende ETF-beleggers begrijpen dit al op voorhand.
Of koop rechtstreeks aandelen en obligaties aan
Het spreekt voor zich dat je, in plaats van in ‘mandjes’ van obligaties en/of aandelen te stappen via beleggingsfondsen of Exchange Traded Funds, je ook gewoon individuele aandelen of obligaties kan aankopen bij je broker.
Tenzij je veel ervaring hebt en over een goeie portie geluk beschikt, kan dat een moeilijke oefening worden. Wil je op deze manier iets van spreiding aan te brengen (wat, hoe je het draait of keert, een basisregel is, wil je drama’s vermijden), dan zal je al heelwat aandelen moeten aankopen – en die transacties komen steeds tegen een kost, die een stuk van je rendement afvreet. Obligaties hebben dan weer het nadeel dat de minimum-inleg erg kan verschillen, en dat je soms 10.000 tot 100.000 euro op tafel moet leggen om in één bepaalde obligatie te stappen. Wil je daar, om het risico te vermijden dat je ene tegenpartij je inleg na afloop niet meer kan terugbetalen en er een ferme deuk in je portefeuille onstaat, toch wel enige spreiding in aanbieden, dan zal je al over een aanzienlijk kapitaal moeten beschikken.
Volgende: 7. Het echte werk: beginnen met beleggen,
of je beleggingen optimaliseren