Sla over naar de inhoud

Beleggingsfondsen of ETF’s: wat is beter?

Een klassieke discussie onder beleggers gaat over beleggen in ETF’s of fondsen – en dan vooral wat de beste keuze is. De ene zweert bij Exchange Traded Funds, de andere bij beleggingsfondsen. Beide partijen hebben dan vaak mooie en geldige argumenten, en dat maakt het zeer moeilijk om te bepalen wie nu gelijk heeft. Zelfs ronduit onmogelijk.

Maar ik heb er ook een mening over – en daar hoeft niemand het per se mee eens te zijn. Zelf zit ik voor het grootste deel belegd in beleggingsfondsen, maar heb ik ook wel enkele ETF’s (met IWDA, het bekende wereldwijde beursgenoteerde aandelenfonds van Ishares als hoofdmoot). Ik wil dus zeker niet pretenderen dat dit een zwart-wit keuze hoeft te zijn: de waarheid zal wel ergens in het midden liggen.

Eerst en vooral misschien nog even het verschil tussen de twee populaire beleggingsvormen uitleggen:

  • Beleggingsfonsen zijn beheerde fondsen, volgens hun plan van aanpak samengesteld uit (vooral) cash geld, obligaties en aandelen. Binnen de beweegruimte die de beheerder voor zijn fonds bepaald heeft (dus qua beleggingsinstrumenten, regio’s, sectoren, …) kunnen de fondsmanagers dan actief en naar hun inschatting van de mogelijkheden voor de toekomst kiezen tussen de individuele componenten: bepaalde aandelen, obligaties, enzovoort. Fondsbeheerders baseren zich daarvoor niet op een dobbelsteen (al lijkt het daar bij sommigen wel op), maar op een eigen methodiek, een aanpak, in de hoop een afgesproken beleggingsdoelstelling te behalen.
    Een gekende claim van ETF-aanhangers is dat beleggingsfondsen er in de meeste gevallen niet in slagen hun onderliggende index te verslaan (en dus ook het rendement van een gelijkaardige ETF niet verslaan). Dat klopt helemaal, en kan voornamelijk te wijten zijn aan verkeerde keuzes, de hogere jaarlijkse kost die beleggingsfondsen aanrekenen, enzovoort. Er wordt zelfs geopperd dat 70-80% van de fondsen minder goed zou presteren dan de index waartegen ze het opnemen, en daar ben ik volmondig mee akkoord. Veel beleggingsfondsen zijn gedoemd om het slechter te doen dan het gemiddelde uit hun categorie. In die zin hebben ETF-believers dus absoluut groot gelijk.
  • ETF’s, anderzijds, zijn passieve fondsen. Zij bevatten dezelfde componenten (vnl. aandelen en/of obligaties) als de beursindex die zij volgen. Die wordt wel regelmatig opnieuw samengesteld, in de meeste gevallen jaarlijks, maar ze zijn dus voor langere tijd een statisch gegeven. Door hun doorgaans lagere jaarlijkse kosten slagen ETF’s er meestal in een rendement te behalen dat zeer dicht bij het jaarrendement van hun onderliggende index ligt.

Wie belegt in ETF’s mikt dus op het gemiddelde, op het redement van de onderliggende index – en dus het gemiddelde rendement van de aandelen en/of obligaties die erin zitten. Langs de ene kant kan dat een gevoel van zekerheid bieden: je zal dus ongeveer hetzelfde rendement behalen als het gemiddelde van de markt. Maar, en daar verschil ik van mening met die hard ETF-fans, je hebt dus ook geen kans om het beter te doen dan dat gemiddelde.

Het eerste antwoord op die stelling is dan doorgaans: “rendement uit het verleden biedt geen zekerheid voor de toekomst”, waarmee men bedoelt dat fondsen die het een aantal jaar beter deden dan de index niet per se die lijn zullen doortrekken naar de toekomst. En dat klopt… grotendeels. Want je moet hier even goed over nadenken en er een genuanceerd beeld over opbouwen.

Het rendement van een beleggingsfonds, dat meestal lager maar soms ook hoger dan dat van een ETF kan liggen, hoeft niet volledig door toeval gestuurd te worden. Zoals eerder gezegd wordt een beleggingsfonds namelijk actief beheerd, door beheerders die (verondersteld) iets van inzicht in de markt en het toekomstpotentieel hebben.
Ga nu zeker niet aannemen dat zij een glazen bol op hun bureau zouden hebben staan: de toekomst kan niemand voorspellen. Maar ze kunnen wel een bepaalde methodiek hanteren die hen een wat betere kans geeft om betere rendementen dan gemiddeld te behalen. Die waaier aan methodieken is gigantisch, en veel beheerders of investeringsbedrijven hebben hun eigen methodiek opgebouwd, die vaak berust op massale data-analyse. En dáár geloof ik wél in: door bepaalde principes te hanteren, maak je (als je methodiek geldig is, tenminste) een grotere kans om de beter presterende aandelen en/of obligaties te kiezen voor de toekomst. Of om je asset-allocatie (verhouding tussen vnl. aandelen/obligaties/cash) preventief mee te laten evolueren met je toekomstverwachting. Het beheren van een goed fonds moet rationeel gebeuren, verstandig dus – het mag geen casinospel zijn.

Wanneer een beleggingsfonds doorheen de voorbije 10, 20 jaar consistent z’n onderliggende index versloeg (en dus ook een beter rendement behaalde dan een ETF die deze index had gevolgd), dan is er voor mij meer aan de hand dan toeval alleen en neig ik dat toe te schrijven aan een methodiek die doorgaans tot betere rendementen leidt. En dan is dat voor mij een reden om aan te nemen dat ze die prestaties met waarschijnlijkheid ook naar de toekomst zullen doortrekken, en dus om die fondsen in portefeuille te nemen.
Biedt dat garantie op een consequent betere prestatie in de toekomst? No way! Maar statistisch bekeken heb je er dan wél meer kans op dan om gewoon gemiddeld te presteren, zoals de ETF had gedaan. En presteert zo’n fonds met prima track record dan eens wat minder dan de index (of dus ETF), dan vind ik dat geen doodzonde: had ik voor de ETF gekozen, dan zat ik met zekerheid in de middenmoot.
Ik prefereer dus de statistisch hogere kans om beter te renderen dan het gemiddelde, dan gemiddeld te renderen. En baseer me daarvoor vooral op vertrouwen in de methodiek van de teams die beleggingsfondsen beheren: hun algoritmes, hun inzichten, hun ervaring.

Een vergelijking die ik dan weleens op tafel leg, is die met wielrennen. Stel dat in de Tour 100 renners aan een rit beginnen. Afhankelijk van de aankomst aan de finish krijg je beloningen: 100 beloningen voor de eerste, 99 voor de tweede, enzovoort. 1 Beloning voor wie laatst over de eindmeet rijdt.
Je mag ofwel één renner kiezen, ofwel mag je voor de gemiddelde gaan [waarbij je dus ook al zeker bent van 50 beloningen].
Wie zeker wil zijn van z’n 50 beloningen, zal de middenmoot kiezen. Maar zelf ga ik dan resoluut voor één van de renners die de meeste vorige ritten won. Want die beschikt in mijn redenering over bepaalde eigenschappen die hem een betere kans op een snellere aankomst geven. Hij kan tijdens deze rit nog steeds tegen de vlakte gaan en de eindstreep zelfs nooit bereiken, maar statistisch is zijn voorgeschiedenis voor mij voldoende om uit te gaan van een met waarschijnlijkheid groter aantal beloningen, omdat hij nu waarschijnlijk ook weer op een betere positie zal aankomen.

Waarmee ik maar wil zeggen dat het voor de fondsenbelegger naar mijn mening belangrijk is om voor kwalitatief goeie beleggingsfondsen te gaan. Fondsen die zich al een hele tijd bewezen hebben, die degelijk zijn en goed geleid worden, en die in de praktijk al vele jaren consistent hun onderliggende index versloegen. Daarmee maak je naar mijn bescheiden mening een aanzienlijke kans om beter rendement te behalen dan met een ETF. De hogere jaarlijkse intrinsieke kostprijs (TER) van die fondsen neem ik er dan ook graag bij: het gaat me om het uiteindelijke nettorendement. Als het me wat meer kost om met waarschijnlijkheid ook meer rendement te behalen, dan is dat maar zo. Wanneer een restaurant duurdere ingrediënten moet gebruiken om een hogere omzet te behalen, dan is dat weloverwogen en niet onverstandig.
Waarmee ik ETF’s absoluut niet wil afschieten – anders zou ik ze zelf ook niet voor een deel in portefeuille hebben.
Die kwalitatieve fondsen zijn niet zo heel dik gezaaid, maar ze bestaan. Je kan eens op jacht gaan in de vele honderden of duizenden fondsen die je bank aanbiedt, of je kan m’n lijstje van favoriete beleggingsfondsen eens vrijblijvend bekijken… 😉

Tevreden lezer? Vertel het dan voort!
Published inUncategorized